zaterdag 6 november 2010

Islamitische discussies in de Nederlandse politiek

Een motie om het tegengaan van de 'islamisering' niet tot doelstelling van het kabinetsbeleid te maken werd vorige week donderdag vrijwel Kamerbreed aangenomen. Eerder die week werd er in de Tweede Kamer inhoudelijk gesproken over de betekenis en de rol van het islamitische begrip 'taqiyya'. En een lid van diezelfde Kamer, Achmed Marcouch, liet ook nog weten dat Nederland ten tijde van de aanslagen op de Twin Towers in New York, eigenlijk helemaal niets van de Islam af wist. Wellicht om daarmee aan te geven dat het nu wel beter was gesteld.

Als de PVV iets heeft bereikt, is het wel de inburgering van de islam in de Tweede Kamer. Wanneer is het voor het laatst voorgekomen dat er in de Kamer inhoudelijk over een christelijke of joodse religieuze doctrine werd gesproken? Islam is hot in Den Haag. En dat is goed voor de het geloof, want een religie kan pas populair worden als er veel over gesproken wordt. Het begint erop te lijken dat Geert Wilders de beste promotor voor de islam aan het worden is. Zeker als je in het welbekende credo uit de marketingwereld 'There is no such thing as bad publicity' gelooft.

Scheiding kerk en staat

Voor een land waar de scheiding kerk en staat misschien niet in de wet is opgenomen, maar waar het staatsrechtelijke concept toch redelijk goed in de maatschappij was verankerd, is religie met enorme sprongen haar her-intrede in de politiek aan het maken. Dit is mogelijk niet het primaire doel van de PVV geweest, maar dit lijkt wel het resultaat te zijn van de gekozen strategie. Door zich consequent af te zetten tegen de islam, wordt de discussie over de religie steeds inhoudelijker. En omdat niemand iets mag zeggen over gelovigen, zijn Kamerleden juridisch gedwongen zich te keren tegen de religie als systeem. Gedrag van mensen is dan niet meer het object van toorn, maar dogma's en doctrines, religieuze wetten en theologie worden het mikpunt van politieke aandacht. We zien dan ook dat deze onderwerpen met toenemende frequentie in de landelijke politiek besproken worden: politici die een religie gaan uitleggen, interpreteren en wegen. Wat blijft er over van de scheiding kerk en staat?

In een zuivere democratische staat, waar religieuze weging geen onderdeel van de politieke besluitvorming maakt, zouden discussies als over 'taqiyya' vorige week uit den boze zijn. Maar zelfs als er een nationaal belang zou bestaan bij het bespreken van bepaalde onderdelen van een, door sommigen gevreesde religie, dan is het wel cruciaal dat de discussie dan ook gevoerd wordt met kennis van zaken en juistheid van feiten. En dat was afgelopen woensdag zeker niet het geval

Wat is taqiyya eigenlijk?

Volgens Wilders, zo gaf hij aan tijdens het debat rond de regeringsverklaring, is taqiyya een dispensatie die het islamitische recht de moslim geeft om niet de waarheid te spreken. Liegen zou daarmee gerechtvaardigd, en soms zelfs een plicht zijn, zo meende hij. Hierdoor zou het onduidelijk zijn of welwillende en gematigde moslims, die goed geïntegreerd zijn in de Nederlandse maatschappij, wel daadwerkelijk de jihad tegen de ongelovigen hebben gestaakt, of dat zij zich alleen zo voor doen om eerder hun werkelijke doel te bereiken. Deze weergave van een het begrip taqiyya is onjuist en misleidend

Taqiyya is een bestaand en bekend begrip in de wereld van het islamitisch recht. Het woord taqiyya of aanverwante woorden komen voor in de koran. Ook in de werken met uitspraken van Mohammed en zijn tijdgenoten (bijv. Ibn Kathir) wordt aan een dergelijk fenomeen gerefereerd. Uit de verschillende bronnen is vast te stellen dat het gaat om de rechtvaardiging (door Mohammed) van het verbergen of verhullen van hun geloof door moslims in geval van gevaar voor het leven. De voornaamste bron is het koranvers [16:106], waarin staat dat indien gedwongen een moslim naar buiten toe als een ongelovige mag handelen, zolang zijn hart maar vervult is van het ware geloof. Daarnaast staat er in vers [3:28] dat moslims beter geen vrienden of metgezellen nemen die geen moslim zijn, dan horen ze niet bij god, tenzij zij dit doen uit vrees. Beide verzen geven iets aan van een mogelijkheid om in noodsituaties je anders voor te doen dan je daadwerkelijk bent, om wille van lijfbehoud. Het is geen toestemming, en zeker geen verplichting, om te liegen en bedriegen in alle gevallen. Hierover zijn de islamitische rechtsgeleerden het wel eens. Alleen in zeer specifieke gevallen is liegen, ook tegen niet gelovigen, toegestaan.

In de soennitische wereld wordt er niet erg enthousiast gekeken naar het fenomeen taqiyya. Een van de verhalen die, met name door shiieten, aangehaald worden om het concept te onderschrijven is het volgende. Toen, in het begin van de islam moslims door de heersers van Mekka werden vervolgd en vermoord om hun nieuwe geloof werd Ammar ibn Yasir en zijn familie, die zich tot de islam hadden bekeerd, gefolterd. Ammar besloot onder druk zijn geloof af te zweren in de hoop het leven van zijn ouders en dat van hemzelf te redden. Zijn ouders deden dat niet en werden vermoord, Ammar werd vrijgelaten en overleefde. De islamitische traditie vertelt dat Mohammed de actie van Ammar heeft goedgekeurd en daarmee taqiyya rechtvaardigde. Echter wordt in soennitische kringen niet zozeer het handelen van Ammar geprezen en als voorbeeld gezien, maar eerder dat van zijn ouders, die stierven voor hun geloof, dat is de hoogte eer. Dit beeld zien we ook terug bij de verheerlijking van martelaren in de islam.

In de shiitische wereld wordt taqiyya iets minder negatief beoordeeld dan in de soennitische. Dat komt vooral omdat shiieten altijd een minderheidssekte binnen de islamitische wereld geweest zijn, en daardoor aan veel vijandigheid van de soennitische kant zijn blootgesteld. In het kader van religieuze onderdrukking (binnen de islamitische wereld!) rechtvaardigden shiieten het gebruik van taqiyya om zo aan vervolging te ontkomen.

Juist omdat dit door soennieten als zeer bedrieglijk werd beschouwd heeft het fenomeen taqiyya voor hen dan ook een shiitische bijsmaak en wordt alleen al daarom zeker niet als iets positiefs gezien. Al met al kan men constateren dat het islamitische begrip niet eenduidig en verplichtend werkt. Voor de meeste moslims is het zelfs een tamelijk onbekend en oninteressant begrip. Zeker in Nederland waar weinig moslims door hun geloof in levensbedreigende situaties verkeren. Toch gebruikte de PVV dit begrip om de islam te positioneren.

Niet opzienbarend

Waar de Geert Wilders in zijn betoog vorige week het begrip taqiyya uitlegde en aangaf dat moslims niet altijd de waarheid hoeven te vertellen, om daarmee aan te geven dat ze dus eigenlijk niet te vertrouwen zijn, was dat om twee redenen niet opzienbarend. Ten eerste spreken veel mensen niet altijd de waarheid, zeker niet religieuze mensen wanneer het om hun godsdienst gaat. Altijd de waarheid spreken is overigens geen verplichting in dit land. Zelfs de meest vreselijke theocratie kent die verplichting niet. Ten tweede is het niet opzienbarend dat Geert Wilders de islam als systeem niet vertrouwd. Dat zal toch voor niemand echt als een verrassing zijn gekomen? Ook voor Femke Halsema. Het is daarom interessant dat het Halsema was die het begrip taqiyya in de Kamer introduceerde en Wilders om een uitleg vroeg.

Wat de discussie over taqiyya pijnlijk maakte is het feit dat Wilders onvoldoende voorzichtig met een ingewikkelde religieuze doctrine om weet te gaan, waarmee hij weinig inzicht en begrip toont voor de complexiteit en veelvormigheid van het islamitische recht en de islamitische geschiedenis. Daarnaast bleek uit de reacties van Halsema en andere Kamerleden op de opmerkingen van de PVV voorman, dat er kennelijk niemand in de Kamer enig begrip had van het concept taqiyya of van het systeem van het islamitisch recht. Tevens bleek dat niemand er blijkbaar problemen mee had dat de uitleg van de shari'a op dit moment onderwerp van discussie is in het Nederlandse parlement. Sterker nog, de roerganger van GroenLinks initieerde het debat.

Kennis

Achmed Marcouch heeft wellicht gelijk als hij in zijn nieuwe boek schrijft dat Nederland voor 9/11 weinig over de islam wist. Op een handjevol arabisten en islamologen na, die zich beroepshalve voor de islamitische wereld interesseren, was er voor de gemiddelde autochtone Nederlander ook weinig reden om zich bezig te houden met een religie die men niet aanhangt. Dat na 9/11 en na de moord op Theo van Gogh de interesse toenam is niet vreemd. Mensen weten nu waarschijnlijk iets meer over de islam, maar of die kennis ook altijd accuraat is, is zeer de vraag. Kennis kan tot begrip en vertrouwen leiden, maar ook tot angst en onbegrip; of deze kennis nu juist is of niet.

Het gevaar van discussies over godsdiensten is dat deze zelden gevoerd worden zonder politieke ondertoon en met de benodigde diepgang en contextuele achtergronden. Dit is ook een van de redenen dat men kerk en staat zou moeten scheiden. Wederzijds onbegrip op kleine religieuze onderwerpen, die in het dagelijks leven van gelovigen veelal geen enkele relevantie kennen, kunnen in het maatschappelijk verkeer tussen religieuze groepen snel leiden tot wantrouwen en animositeit.

Indien er, ondanks goede redenen om het na te laten, toch inhoudelijk, politiek over een specifiek godsdienstig element gesproken moet worden, laat dat dan gebeuren op basis van objectieve, wetenschappelijke onderbouwde, gewogen en vooral volledige informatie. Zo wordt in ieder geval voorkomen dat discussies inhoudelijk slecht gevoerd worden. Dat zou een hele stap vooruit zijn. De normatieve beoordeling is uiteraard aan een ieder.