maandag 3 oktober 2011

De sprookjes van 1001 Arabische lentes

TS Elliot schreef al 'April is cruelest month' maar dat er na een gruwelijke lente een periode van nog grotere misère kon aanbreken is wel duidelijk geworden door de recente ontwikkelingen in Nood-Afrika en het Midden Oosten.

Na de aanvankelijke gevoelens van opluchting en hoop in Egypte en Tunesië, zijn niet alleen in die landen maar overal in de regio de beginnende revoluties en volksopstanden gestrand in een uitzichtloze situatie die volgens velen erger is dan daarvoor. Na de uitgebreide berichtgeving in de westerse media rond de gebeurtenissen in Tunis, Cairo, Benghazi en Tripoli van eerder dit jaar, zijn de nieuwsberichten verdrongen door de nieuwe financiële crisis en de belangrijke verslaggeving rond de levens van de Wesley Sneijders en de Paris Hiltons van deze wereld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel mensen de revoluties in het Midden Oosten als gelaagd ervaren. Geen nieuws is goed nieuws. De dictators zijn immers weg, dus vrijheid en democratie kunnen opbloeien als een dadelpalm in de woestijn.

De realiteit is helaas anders. Van de gevoelens van hoop en geloof in een betere toekomst is nog maar weinig meer heel. In Tunesië en Egypte dansen de tijdelijke regeringen op een smal koord boven de verdeelde massa's die, van de ene kant schreeuwen om verandering en van de andere kant geen benul hebben hoe die verandering er dan uit moet zien.

De realiteit is pijnlijk. De natuurlijke menselijke drang naar vrijheid die de protesterende massa's de dictatoriale overheersers heeft doen verdrijven heeft tegelijkertijd een situatie gecreëerd waar de bevolking nog geen modus vivendi voor heeft: vrijheid. Voor ons in het Westen zijn de vrijheid en democratie die we kennen en waarvan we dagelijks de vele materiële en immateriële vruchten van plukken, concepten waarmee we zijn opgegroeid en die door onze voorouders zijn bevochten en doorontwikkeld. Maar ook hier is gelijkheid voor de wet voor iedereen is pas zeer recent een feit en op sommige punten is deze zelfs in Nederland nog niet volledig. Vanaf de zeventiende eeuw tot nu zijn er stap voor stap, soms met zeer grote tussenpozen, ontwikkelingen in het vrijheids- en democratisch denken geweest. Ook Nederland is niet in een grote stap van de Spaanse bezetting naar de huidige liberale, seculiere maatschappij over gegaan. Laten we niet vergeten dat het algemene kiesrecht in Nederland nog geen honderd jaar bestaat en dat verkrachting binnen het huwelijk pas in 1984 als misdrijf wordt bestempeld. We mogen niet hopen op een snelle transitie in de islamitische wereld.

De realiteit is verontrustend. Mensen in Cairo of Tunis realiseren zich steeds meer dat hun gedroomde vrijheid in gevaar is. Met het afzetten van de president is in beide landen de onderdrukkende maar stabiele factor verdwenen. Dit is na een paar maanden na zijn vertrek al bijzonder duidelijk merkbaar in de straten van de hoofdsteden. In Cairo bijvoorbeeld, waar het avondleven op de grote doorgaande wegen en de boulevards langs de Nijl altijd zo sprankelend en vrolijk was, overheerst nu 's avonds een dreigende stilte. Het aantal overvallen en geweldsdelicten is enorm gestegen en zelfs politieagenten wagen zich niet langer op straat. Zij kiezen er liever voor om hun eigen huizen en families te beschermen tegen de oprukkende wetteloosheid. Ook het vertrouwen in de tijdelijke machthebbers lijkt met de dag af te nemen. De militairen die de kant van het volk kozen, tegen Mubarak en Ben 'Ali, vertonen nu al dezelfde trekken die we kennen van dictatoriale regime's waar dan ook in deze wereld. Toch moeten ook zij oppassen voor een ongecontroleerde continuering van de revolutie. Tegen een nieuwe volksopstand zijn ook zij niet opgewassen.

De realiteit is complex. Ook de geopolitieke implicaties van de gebeurtenissen in Noord Afrika en het Midden Oosten zijn moeilijk in te schatten en maken de reactie van het Westen daarmee zeer lastig. Tunesië staat niet bovenaan de agenda van Amerika en de EU maar Libië en Egypte zijn wel zeer belangrijke politieke en economische factoren in de regio. Ook Syrië, met het nakende einde van 'Assad zal na zijn vertrek een belangrijk deel van de toekomst van de regio gaan bepalen. En niemand kan voorspellen hoe die eruit gaat zien, het aantal ongewisse variabelen is gewoonweg te groot. Het Arabisch schiereiland met Saoedi Arabië en de Golf staten kennen weer een geheel andere dynamiek maar vormen in combinatie met de ontwikkelingen in Iran ook een potentieel kruidvat. Zelfs het economisch of militair relatief misschien minder relevante Tunesië kan, bij een verslechtering van de post-revolutionaire fase een zwaarwegende invloed hebben op Europa. Zijn er na de val van het oude regime al duizenden Tunesiërs per boot naar Italië gevlucht, deze toestroom zal de komende periode alleen maar aanzwellen. Een land als Italië dat op dit moment al kampt met fikse financiële en economische problemen zal de vloed aan vluchtelingen niet kunnen verwerken. Hoe dit zal uitwerken en wat de reactie van de overige Europese landen gaat zijn op een instroom van mogelijk tien-, of zelfs honderdduizenden Noord-Afrikaanse migranten is een vraagstuk waar de Europese Unie nu niet op zit te wachten. En dat is dan nog maar een relatief klein probleem. Het dichtgooien van het Suezkanaal of verhoogde militaire druk op Israel zullen de internationale spanningen tot extreme hoogten kunnen laten stijgen.

De realiteit is dat een snelle of eenvoudige oplossing er niet is. Europa heeft eeuwen gedaan om een liberale en democratische samenleving te bouwen. De Amerikanen hebben er twee honderd jaar over gedaan en dat was snel. De route was in beide gevallen niet eenvoudig en zeker niet pijnloos. Europa kende tientallen kleinere en grote gewapende conflicten en bloedige oorlogen. Ook de Verenigde Staten hebben hun vrijheid hard en veelvuldig bevochten, zowel tegen buitenlandse vijanden als interne ideologische obstakels. De notie dat in landen waar islamitische tradities, waarden en normen gekoppeld waren met dictatoriale overheidsstructuren in een paar maanden kunnen omschakelen naar een volwaardig, modern democratisch en liberaal systeem, is simpelweg onrealistisch. Alle landen in het Midden Oosten zullen de komende jaren hun plaats in de moderne tijd moeten weten te vinden. Ze zullen dit zelf moeten doen en dat zal niet zonder slag of stoot gebeuren. Aan ons de vraag: wat is de rol van de internationale gemeenschap en de EU hierin? Er zijn globale belangen die zekergesteld zullen moeten worden. Stappen in de richting van de nakoming van mensenrechten kunnen worden gesteund door middel van economische steun en het aangaan van diplomatieke relaties met de nieuwe regimes. Maar moet de internationale gemeenschap zich ook inmengen in binnenlandse conflicten? Burgeroorlogen en inter-tribale strijd behoren zeker tot de mogelijkheden in veel van de gebieden waar de huidige machthebbers nu ontzet zijn of ontzet worden. Wanneer komt het punt dat ingrijpen noodzakelijk is? In Libië is er de laatste weken een de facto burgeroorlog gaande en berichten van massadodingen en martelingen bereiken ons vrijwel dagelijks. Wordt het tijd om VN troepen te sturen?

De realiteit is dat voor het Midden Oosten de wereldbol weer begint te draaien waar deze in 1918 stil is komen staan. Het einde van de Eerste Wereld Oorlog betekende voor Europa een eind van een tijdperk. De laatste resten van de machtige rijken waren uiteen gevallen. Datzelfde gold voor het Ottomaanse rijk dat de Islamitische wereld voor tachtig procent binnen haar domein had; van Marokko tot de grenzen van Perzië en van de Balkan tot aan het Arabisch schiereiland. toen in 1918 dit rijk en haar bestuur feitelijk wegviel werd in Parijs een nieuwe wereldkaart getekend door de winnende mogendheden. Het Midden Oosten werd opgedeeld in regio's en landen die geen historische samenhang kende en bestuurders werden aangewezen die alleen met een verdeel en heers model konden overleven. De huidige situatie in een groot deel van de islamitische wereld is deels een resultaat van die noodzakelijke maar ook arbitraire indeling. Nu deze indeling en de machtsstructuren die daaruit ontstaan zijn omver geworpen wordt door een opstandige bevolking is het zeer de vraag hoe een nieuwe status quo gevonden zal worden. Met andere woorden: wat was er gebeurd indien er na WOI geen indeling was gemaakt in Parijs? Hoe had de islamitische wereld zich dan ontwikkeld? Wat was er dan gebeurd met de Joden en Christenen in de regio? Uiteraard zijn de omstandigheden nu niet hetzelfde als is 1918. Demografisch, economisch, geopolitiek, zijn er veel verschillen en is de complexiteit er niet minder op geworden. Maar in principe zijn de basale vragen gelijk; hoe gaan deze mensen hun samenleving inrichten en welke richtlijnen gaan zij daarvoor gebruiken? Worden de mensenrechten uit de UVRM gebruikt of zijn de islam en de shari'a toch zo verweven met de lokale tradities dat er politiek niet aan te ontkomen is?

De realiteit is dat de toekomst er niet rooskleurig uit ziet voor deze regio en de miljoenen mensen die er wonen en leven. Het besef voor een grote, jonge, relatief hoog opgeleide populatie dat de maatschappelijke, economische en politieke vooruitzichten voor hun leven in hun eigen landen alles behalve rooskleurig is, zal een enorme impact hebben op wat er gaat gebeuren. Dezelfde TS Eliot waarmee ik dit stuk begon, verwoordde een harde waarheid toen hij schreef: 'Humankind cannot bear very much reality'. De onafwendbare realiteit voor vele jonge mensen in het Midden Oosten is wellicht te deprimerend om te accepteren. Mogelijk zal er een exodus ontstaan waarbij miljoenen mensen hun heil proberen te zoeken in het Westen of andere landen met betere vooruitzichten. Mogelijk ontstaan er langdurige en bloederige conflicten die steden, landen en hele sub-continenten verscheuren door geweld en honger. Mogelijk krijgt de radicale islam eindelijk een voet aan de grond in deze landen waar dictators immer een harde strijd hebben gevoerd tegen fanatici en religieuze opportunisten. En mogelijk komt het allemaal wel goed.

Dat laatste hoop ik voor iedereen die in de desbetreffende landen woont en die nu niet vrij kan leven. Toch ben ik bang dat het positieve scenario alleen binnen bereik ligt wanneer de internationale gemeenschap bereid is hier een langdurige en kostbare rol in te gaan vervullen. En dat is, zeker nu met de financiële crisis en de enorme druk op de eigen economieën, niet of nauwelijks voorstelbaar. Noch vanuit een economisch, noch vanuit een politiek oogpunt. Een snelle en eenvoudige oplossing dreigt dan weer aan de horizon net als in 1918. Ik zie twee opties: 1) het wederom installeren van de facto dictatoriale regimes, met of zonder het sausje van democratie er overheen. Of 2) het militair veilig stellen van de internationaal belangrijke en strategische objecten en gebieden in de regio en de bevolking het dan zelf maar laten uitzoeken, met alle gevolgen van dien.

Via Al-Jazeera, facebook en Twitter hebben we eersterangs plaatsen bij deze historische gebeurtenissen. Het is net alsof we mee kunnen kijken naar een re-run van 1918; maar dan live. De realiteit is complexer dan de meeste verhalen die we horen van de media. De realiteit is ook dat het om de levens van miljoenen mensen gaat die schreeuwen om vrijheid, ook al weten ze eigenlijk niet wat dat echt betekent en wat de prijs daarvan is. Maar die schreeuwen kunnen we niet negeren. Het is nu aan de VN en de EU om steun te geven aan gezonde initiatieven en hulp te geven waar dat wordt gevraagd. In de strijd om vrijheid kan iedereen wat hulp gebruiken.

woensdag 13 april 2011

En nu ook kinderbesnijdenis verbieden

Met de steun van de VVD voor het wetsvoorstel voor een verbod op ritueel slachten, is een grote stap gezet naar de uiteindelijke ontmanteling van artikel 6 van de Grondwet: vrijheid van godsdienst. Omdat het volledig schrappen van dat artikel een nog te gevoelig politiek punt is, zullen de bijzondere rechten die gelovigen nu genieten ten opzichte van niet-gelovigen, stuk voor stuk ontnomen moeten worden. De eerste stap is gezet als er een einde komt aan het recht op legaal dieren mishandelen, ofwel ritueel slachten. De volgende stap zou een verbod op kinderbesnijdenis moeten zijn.


Er zijn eigenlijk twee redenen waarom de bijzondere rechten die gelovigen nu hebben hen ontnomen moeten worden. In de eerste plaats is het een uitwerking van het rechtvaardigheidsbeginsel, daarnaast maakt het een einde aan het stelselmatig gedogen van immoreel gedrag.

Rechtvaardigheid

De idee dat een groep mensen 'extra' rechten heeft omwille van het feit dat zij in iets bovennatuurlijks geloven, is niet te rechtvaardigen op basis van moderne rechtsprincipes. Of we geloven in gelijkheid, of we geloven daar niet in. Artikel 6 van de Grondwet creëert een grondslag voor ongelijkheid en is daarmee een bron van juridische onzekerheid die het hart van de democratie raakt.

Het gelijkheidsbeginsel waarop ons rechtssysteem voor een belangrijk deel is gebaseerd, komt - zeker in de multiculturele en multireligieuze samenleving waarin we leven - steeds meer onder druk te staan door de uitzonderingsposities die door religieuze groeperingen worden opgeëist. Hierdoor dreigt er een samenleving te ontstaan waarin onderscheid gemaakt gaat worden tussen gelovigen en ongelovigen. Dat onderscheid zal op den duur de samenleving splijten.

Het begint met kleine zaken als kledingvoorschriften of omgangsvormen. En zal eindigen in fundamentele zaken als politieke afwijzing en juridische segregatie. Maar eigenlijk is dat geen toekomstmuziek; ook nu speelt dit al.

Indien een niet-gelovige een dier opzettelijk en onnodig leed berokkent, zal het Openbaar Ministerie er niet aan twijfelen deze persoon te vervolgen. Toch wordt diezelfde actie gedoogd als de actor zich beroept op een goddelijk bevel uit een honderden jaren oud boek. Gelukkig komt hieraan spoedig een einde met een verbod op onverdoofd slachten. Maar er zijn meer bijzondere rechten die gelovigen genieten.

Immoreel gedrag

Een tweede argument voor het ontnemen van de privileges gebaseerd op het vrijheid van godsdienstartikel is dat er achter elk bijzonder recht dat gelovigen genieten, een gedoogde immorele daad verscholen ligt. Deze daad wordt meestal met een religieus, historische argumentatie verkocht als spiritueel of heilig. Hier is wederom het moreel verwerpelijke voorbeeld van het toebrengen van onnodig leed aan weerloze dieren te noemen. Maar het meest schrijnende voorbeeld van immoreel en wanstaltig gedrag dat wordt voorgeschreven door heilige boeken en waarvan de toepassing gedoogd wordt op basis van artikel 6 van de Grondwet, is uiteraard het neolithische gebruik de geslachtsdelen van kinderen te verminken. Joden en moslims verkopen dit onder de merknaam: besnijdenis.

Het is voor niet gelovigen verboden om een kind op jonge leeftijd te mismaken met tatoeages of piercings, omdat dit de integriteit van het kind zou schenden. Het (deels) verwijderen van onderdelen van de geslachtsdelen bij kinderen is kennelijk minder bezwaarlijk, zolang het maar beschreven is in een oud en magisch boek. Waar er voor sommige conservatieve zielen nog een discussie te voeren was over de rechten en gevoelens van dieren en over het onnodige leed dat wel of niet veroorzaakt zou worden door ritueel (of onverdoofd) slachten, is er geen enkele discussie mogelijk over de impact van een besnijdenis; of het nu gaat over een mannen- of vrouwenbesnijdenis. Enkel en alleen een religieus geïnspireerd persoon kan een dergelijke walgelijke ingreep bij een kind verdedigen.

Onderzoeken

Alle 'onderzoeken' die door pro-besnijdenis fundamentalisten worden gefabriceerd om aan te tonen dat besnijdenis ook positieve effecten heeft voor de gezondheid zijn al lang ontmaskerd als onwetenschappelijk en frauduleus. De landelijke artsenfederatie KNMG heeft in 2010 een bijzonder helder en ondubbelzinnig rapport gepubliceerd waarin gepleit wordt voor een wettelijk verbod op de kinderbesnijdenis. Let wel, het gaat dan uiteraard om de nog steeds legale jongensbesnijdenis. De vrouwenbesnijdenis, ofwel vrouwelijke genitale verminking is in Nederland al langer strafbaar als vorm van verminking.

Volgens de artsen is er geen enkel positief aspect aan de besnijdenis van jongens. En ze zijn zeer duidelijk in hun conclusies:

- Jongensbesnijdenis is medisch zinloos handelen op een minderjarige patiënt. - Jongensbesnijdenis schendt de integriteit van het lichaam, het recht op religieuze vrijheid en het recht op autonomie van het kind. - Jongensbesnijdenis is in strijd met de regel dat minderjarigen alleen mogen worden blootgesteld aan medische handelingen wanneer er sprake is van ziekte of afwijkingen, of als overtuigend aangetoond kan worden dat de ingreep in het belang is van het kind, zoals bij vaccinaties. - Jongensbesnijdenis kent soms ernstige complicaties.

Het blijven toestaan van het uitvoeren van de kinderbesnijdenis is op geen enkele wijze goed te praten. Vrijheid van godsdienst verwordt anders tot een middel om mishandeling van kinderen toe te laten. Waar de wet bij de besnijdenis van meisjes spreekt over mishandeling, wordt het bij jongens gewoon gesanctioneerd; ondanks het overtuigend bewijs dat de handeling ook de lichamelijke integriteit van de jongens schendt.

Waarom staan we dit nog steeds toe? Nederlanders zijn snel met het veroordelen van landen als Saoedi-Arabië of Iran als het gaat om 'barbaarse' tradities zoals het stenigen van mensen of het afhakken van ledematen als straf voor een misdrijf. En terecht. Maar besnijdenis komt niet alleen voort uit dezelfde religieusculturele achtergrond; het is minstens even 'barbaars' als de hiervoor genoemde handelingen. Het feit dat zeer jonge kinderen dit wordt aangedaan is eigenlijk onbeschrijfelijk. Toekomstige geschiedschrijvers zullen zich dan ook afvragen waarom - na de afschaffing van de slavernij en de doodstraf - het zo lang heeft geduurd voordat Nederland deze bizarre praktijken voorgoed heeft uitgebannen.

Strafbaar

Wanneer een volwassen mens het zichzelf - om welke reden dan ook - wil aandoen een deel van zijn of haar geslachtsdelen te verwijderen, is het niet aan de overheid dit te verbieden. Zolang het op medisch verantwoorde wijze gebeurt, zonder dwang en met vol besef van de gevolgen, is elk mens daarin vrij. Het blootstellen van een kind aan dergelijke ingrijpende, onomkeerbare en medisch riskante handelingen daarentegen moet zo snel mogelijk strafbaar worden gesteld.

Marianne Thieme werd de held van de dieren. Welk Kamerlid wordt de held van de kinderen? Volksvertegenwoordigers, doet uw werk!

donderdag 3 februari 2011

Egypte na Mubarak?

'Allah is ons doel, de Koran onze grondwet, de profeet onze leider, jihad onze weg en sterven voor Allah ons hoogste streven', dit is het motto van de Egyptische moslim broederschap. In het machtsvacuüm dat ontstaat bij een mogelijk aftreden van president Hosni Mubarak zou deze groepering wel eens - op democratische wijze - de macht in Egypte in handen kunnen krijgen. Gaat het land met een plotselinge omwenteling erop vooruit of achteruit?

Zoals altijd in dit soort situaties zijn de gevolgen van een revolutie moeilijk te voorspellen. Door de spilfunctie die Egypte in het Midden-Oosten vervult is echter deze onzekerheid niet het meest aantrekkelijke scenario voor de toekomst van de regio.

Hoewel velen in het Westen de gebeurtenissen in Cairo en de andere steden in Egypte toejuichen en roepen om vrije en eerlijke verkiezingen, zijn de consequenties hiervan mogelijk verre van positief. In het Egypte van Mubarak is er van echte democratie weinig terecht gekomen. Dit betekent dus ook dat er weinig professionele politieke partijen en politici zijn die het land kunnen gaan besturen. Verkiezingen die, in het kielzog van het wegvallen van de president en zijn regering zullen plaatsvinden worden een strijd om de gunst van de kiezer waarin de emotie de belangrijkste rol zal spelen. In Egypte is er geen groepering die beter in staat is de gevoelens en de emoties van de bevolking onder woorden te brengen dan de moslim broederschap. Deze islamitische organisatie is diepgeworteld in de Egyptische samenleving en heeft de mogelijkheid grote massa’s te mobiliseren.

De kans dat de broederschap aan de macht komt is dan ook aanzienlijk. Tijdens de protesten van de laatste weken mengen de moslimbroeders zich tussen de anti-Mubarak demonstranten en positioneren ze zich voor de machtsstrijd die zal volgen op het vertrek van de huidige leider. Het is in de retoriek die hier langzaamaan naar voren komt waaruit het gevaar van de beweging blijkt.

De Moslimbroederschap speelt vanaf 1928 een zeer belangrijke maatschappelijke en politieke rol in Egypte. De islamitische organisatie heeft als doel het introduceren van islamitische wetgeving in Egypte en het verbinden van de landen van de islam onder een nieuw kalifaat (islamitische staat onder een religieus heerser). Het doel en de methoden die zij daarvoor bereid zijn in te zetten worden verwoord in hun welbekende motto.

Enkele decennia geleden kende de Moslim broederschap miljoenen actieve leden, nu is dat aantal lager. Na een aanslag in 1954 op de toenmalige president Gamal Abd'al Nasser, waarvan de broederschap de schuld kreeg, werd de organisatie verboden. Hoewel het lastig werd om in het openbaar politiek te bedrijven, hield de broederschap stand, ook in de schaduw van zware represailles van het regime.

Ideologisch kan de beweging het best als ‘islamistisch’ getypeerd worden. De broederschap kent verschillende stromingen, hetgeen het lastig maakt de toekomstige politieke lijn in te schatten. Er bestaat een progressieve stroming die democratisch wil regeren en ruimte wil laten voor liberale wensen van een deel van de bevolking. Daar tegenover staat de meer conservatieve stroming die de officiële agenda van islamisering volledig wil doorvoeren. Ook binnen deze conservatieve stroming zijn verschillende smaken te proeven. Zo zijn er de
hardliners die in de traditie van Sayyid Qutb een revolutionaire benadering aanhangen om hun religieuze doel te verwezenlijken. Zij zullen de huidige gebeurtenissen mogelijk aangrijpen om snel een omwenteling te realiseren. Daarnaast bestaat er de groep die ditzelfde doel wil bereiken doormiddel van democratische middelen. Zij kiezen voor de parlementaire route om uiteindelijke de shari’a in te voeren en de democratie af te schaffen.

De kans dat de revolutionaire tak het zal winnen is beperkt, aangezien een groot deel van hun aanhangers al jarenlang de Egyptische gevangenissen bevolkt. Deze groep is klein en ongeorganiseerd. Toch mag hun ideologisch gewicht niet onderschat worden. Door veel Egyptenaren wordt hun lot (gevangenschap en foltering) als een teken van vroomheid en zelfs martelaarschap gezien. Hierdoor zal hun boodschap invloed hebben op de bewegingsruimte van de broederschap.

Het is deze boodschap en de retoriek die daarmee samenhangt, die op dit moment al een rol begint te spelen. Een van de kopstukken van de broederschap, Rashad al-Bayoumi, gaf gisteren tijdens een interview aan dat na de val van Mubarak het vredesakkoord met Israel zal worden opgezegd. Dit was een verrassende uitspraak omdat hij twee dagen daarvoor nog verzekerd had dat de broederschap geen reden zag om de vrede met het buurland ter discussie te stellen. Pure retoriek dus om de
hardliners op een afstand te houden. Of is het meer?

Het onderwerp ‘Israel’ is in de Egyptische politiek zeer gevoelig. De antipathie jegens de joodse staat is groot en antisemitisme is een onderdeel van de Egyptische cultuur. Hier zit een religieuze lading aan maar ook de verloren oorlogen uit de vorige eeuw zitten nog vers in het collectieve geheugen van de Egyptenaren. We zouden hier kunnen spreken van een nationaal trauma.

De vrede tussen Egypte en Israel die in 1979 na de Camp David akkoorden werd ondertekend, wordt door veel Egyptenaren als een knieval voor Israel gezien. Toch is het vredesverdrag van wezenlijk belang voor de huidige situatie in het Midden-Oosten. Het verdrag regelt naast het beëindigen van de oorlog tussen beide landen in grote lijnen drie zaken: 1) erkenning van de staat Israel door Egypte, 2) demilitarisatie van de Sinaï, 3) vrije doorvaart voor Israëlische schepen van het Suezkanaal. Zonder dit akkoord zou de regio er vandaag de dag heel anders uitgezien hebben. Het is vrijwel onmogelijk om te filosoferen over die hypothetische situatie. Een andere uitkomst dan vrede zou, in ieder geval, voor niemand erg plezierig zijn geweest.

Toch is het niet ondenkbaar dat, in een extreem geval, de broederschap het vredesakkoord op zal zeggen. Een dergelijke stap zal zowel voor de internationale positie van Egypte, als voor de spanning in de regio, enorme gevolgen hebben. De moslimbroederschap zou alle banden, en daarmee ook de financiële, met de VS kwijtraken. De klap voor de Egyptische economie zou vernietigend zijn. Ook zal de militaire veiligheid van Israel in het gedrang komen als de toegang tot het Suez-kanaal ter discussie gesteld zou worden, of wanneer het Egyptische leger de Sinaï in zou trekken.

Egypte militair gezien niet opgewassen tegen de Israëlische strijdkrachten, maar het leger is sterk genoeg om er een zeer bloedig conflict te creëren. Een nieuwe Suez-crisis zal het directe gevolg zijn en een militaire botsing in de Sinaï kan een domino-effect hebben in de hele regio. Olieprijzen zullen exploderen en de internationale spanningen zullen toenemen. Het is een doemscenario dat niet voor de hand liggend is, maar zeer risicovol.

Hoe onlogisch de politieke zet dan ook lijkt, voor de broederschap is het dé manier om de Egyptische bevolking bij het vervallen van de regering, achter zich te scharen. Ook voor president Nasser was de strijd tegen de joodse vijand een van de pijlers van zijn populariteit. In het strategisch denkkader van de broederschap is het niet zo vergezocht om de ideologische en historische strijd met Israel als basis te kiezen voor de opbouw van een nieuwe islamitische staat.

Het vertrek van Mubarak zou een einde maken aan een onhoudbare situatie waarin het politiek onderdrukte en economisch uitzichtloze Egyptische volk zich al tientallen jaren bevindt. Indien er werkelijk vrije verkiezingen worden uitgeroepen is te hopen dat Egypte voldoende is verwesterd om in te zien dat het verbreken van internationale relaties in de moderne wereld minder oplevert dan het bouwen van nieuwe. Het alternatief is voor iedereen vrijwel ondenkbaar.

zaterdag 6 november 2010

Islamitische discussies in de Nederlandse politiek

Een motie om het tegengaan van de 'islamisering' niet tot doelstelling van het kabinetsbeleid te maken werd vorige week donderdag vrijwel Kamerbreed aangenomen. Eerder die week werd er in de Tweede Kamer inhoudelijk gesproken over de betekenis en de rol van het islamitische begrip 'taqiyya'. En een lid van diezelfde Kamer, Achmed Marcouch, liet ook nog weten dat Nederland ten tijde van de aanslagen op de Twin Towers in New York, eigenlijk helemaal niets van de Islam af wist. Wellicht om daarmee aan te geven dat het nu wel beter was gesteld.

Als de PVV iets heeft bereikt, is het wel de inburgering van de islam in de Tweede Kamer. Wanneer is het voor het laatst voorgekomen dat er in de Kamer inhoudelijk over een christelijke of joodse religieuze doctrine werd gesproken? Islam is hot in Den Haag. En dat is goed voor de het geloof, want een religie kan pas populair worden als er veel over gesproken wordt. Het begint erop te lijken dat Geert Wilders de beste promotor voor de islam aan het worden is. Zeker als je in het welbekende credo uit de marketingwereld 'There is no such thing as bad publicity' gelooft.

Scheiding kerk en staat

Voor een land waar de scheiding kerk en staat misschien niet in de wet is opgenomen, maar waar het staatsrechtelijke concept toch redelijk goed in de maatschappij was verankerd, is religie met enorme sprongen haar her-intrede in de politiek aan het maken. Dit is mogelijk niet het primaire doel van de PVV geweest, maar dit lijkt wel het resultaat te zijn van de gekozen strategie. Door zich consequent af te zetten tegen de islam, wordt de discussie over de religie steeds inhoudelijker. En omdat niemand iets mag zeggen over gelovigen, zijn Kamerleden juridisch gedwongen zich te keren tegen de religie als systeem. Gedrag van mensen is dan niet meer het object van toorn, maar dogma's en doctrines, religieuze wetten en theologie worden het mikpunt van politieke aandacht. We zien dan ook dat deze onderwerpen met toenemende frequentie in de landelijke politiek besproken worden: politici die een religie gaan uitleggen, interpreteren en wegen. Wat blijft er over van de scheiding kerk en staat?

In een zuivere democratische staat, waar religieuze weging geen onderdeel van de politieke besluitvorming maakt, zouden discussies als over 'taqiyya' vorige week uit den boze zijn. Maar zelfs als er een nationaal belang zou bestaan bij het bespreken van bepaalde onderdelen van een, door sommigen gevreesde religie, dan is het wel cruciaal dat de discussie dan ook gevoerd wordt met kennis van zaken en juistheid van feiten. En dat was afgelopen woensdag zeker niet het geval

Wat is taqiyya eigenlijk?

Volgens Wilders, zo gaf hij aan tijdens het debat rond de regeringsverklaring, is taqiyya een dispensatie die het islamitische recht de moslim geeft om niet de waarheid te spreken. Liegen zou daarmee gerechtvaardigd, en soms zelfs een plicht zijn, zo meende hij. Hierdoor zou het onduidelijk zijn of welwillende en gematigde moslims, die goed geïntegreerd zijn in de Nederlandse maatschappij, wel daadwerkelijk de jihad tegen de ongelovigen hebben gestaakt, of dat zij zich alleen zo voor doen om eerder hun werkelijke doel te bereiken. Deze weergave van een het begrip taqiyya is onjuist en misleidend

Taqiyya is een bestaand en bekend begrip in de wereld van het islamitisch recht. Het woord taqiyya of aanverwante woorden komen voor in de koran. Ook in de werken met uitspraken van Mohammed en zijn tijdgenoten (bijv. Ibn Kathir) wordt aan een dergelijk fenomeen gerefereerd. Uit de verschillende bronnen is vast te stellen dat het gaat om de rechtvaardiging (door Mohammed) van het verbergen of verhullen van hun geloof door moslims in geval van gevaar voor het leven. De voornaamste bron is het koranvers [16:106], waarin staat dat indien gedwongen een moslim naar buiten toe als een ongelovige mag handelen, zolang zijn hart maar vervult is van het ware geloof. Daarnaast staat er in vers [3:28] dat moslims beter geen vrienden of metgezellen nemen die geen moslim zijn, dan horen ze niet bij god, tenzij zij dit doen uit vrees. Beide verzen geven iets aan van een mogelijkheid om in noodsituaties je anders voor te doen dan je daadwerkelijk bent, om wille van lijfbehoud. Het is geen toestemming, en zeker geen verplichting, om te liegen en bedriegen in alle gevallen. Hierover zijn de islamitische rechtsgeleerden het wel eens. Alleen in zeer specifieke gevallen is liegen, ook tegen niet gelovigen, toegestaan.

In de soennitische wereld wordt er niet erg enthousiast gekeken naar het fenomeen taqiyya. Een van de verhalen die, met name door shiieten, aangehaald worden om het concept te onderschrijven is het volgende. Toen, in het begin van de islam moslims door de heersers van Mekka werden vervolgd en vermoord om hun nieuwe geloof werd Ammar ibn Yasir en zijn familie, die zich tot de islam hadden bekeerd, gefolterd. Ammar besloot onder druk zijn geloof af te zweren in de hoop het leven van zijn ouders en dat van hemzelf te redden. Zijn ouders deden dat niet en werden vermoord, Ammar werd vrijgelaten en overleefde. De islamitische traditie vertelt dat Mohammed de actie van Ammar heeft goedgekeurd en daarmee taqiyya rechtvaardigde. Echter wordt in soennitische kringen niet zozeer het handelen van Ammar geprezen en als voorbeeld gezien, maar eerder dat van zijn ouders, die stierven voor hun geloof, dat is de hoogte eer. Dit beeld zien we ook terug bij de verheerlijking van martelaren in de islam.

In de shiitische wereld wordt taqiyya iets minder negatief beoordeeld dan in de soennitische. Dat komt vooral omdat shiieten altijd een minderheidssekte binnen de islamitische wereld geweest zijn, en daardoor aan veel vijandigheid van de soennitische kant zijn blootgesteld. In het kader van religieuze onderdrukking (binnen de islamitische wereld!) rechtvaardigden shiieten het gebruik van taqiyya om zo aan vervolging te ontkomen.

Juist omdat dit door soennieten als zeer bedrieglijk werd beschouwd heeft het fenomeen taqiyya voor hen dan ook een shiitische bijsmaak en wordt alleen al daarom zeker niet als iets positiefs gezien. Al met al kan men constateren dat het islamitische begrip niet eenduidig en verplichtend werkt. Voor de meeste moslims is het zelfs een tamelijk onbekend en oninteressant begrip. Zeker in Nederland waar weinig moslims door hun geloof in levensbedreigende situaties verkeren. Toch gebruikte de PVV dit begrip om de islam te positioneren.

Niet opzienbarend

Waar de Geert Wilders in zijn betoog vorige week het begrip taqiyya uitlegde en aangaf dat moslims niet altijd de waarheid hoeven te vertellen, om daarmee aan te geven dat ze dus eigenlijk niet te vertrouwen zijn, was dat om twee redenen niet opzienbarend. Ten eerste spreken veel mensen niet altijd de waarheid, zeker niet religieuze mensen wanneer het om hun godsdienst gaat. Altijd de waarheid spreken is overigens geen verplichting in dit land. Zelfs de meest vreselijke theocratie kent die verplichting niet. Ten tweede is het niet opzienbarend dat Geert Wilders de islam als systeem niet vertrouwd. Dat zal toch voor niemand echt als een verrassing zijn gekomen? Ook voor Femke Halsema. Het is daarom interessant dat het Halsema was die het begrip taqiyya in de Kamer introduceerde en Wilders om een uitleg vroeg.

Wat de discussie over taqiyya pijnlijk maakte is het feit dat Wilders onvoldoende voorzichtig met een ingewikkelde religieuze doctrine om weet te gaan, waarmee hij weinig inzicht en begrip toont voor de complexiteit en veelvormigheid van het islamitische recht en de islamitische geschiedenis. Daarnaast bleek uit de reacties van Halsema en andere Kamerleden op de opmerkingen van de PVV voorman, dat er kennelijk niemand in de Kamer enig begrip had van het concept taqiyya of van het systeem van het islamitisch recht. Tevens bleek dat niemand er blijkbaar problemen mee had dat de uitleg van de shari'a op dit moment onderwerp van discussie is in het Nederlandse parlement. Sterker nog, de roerganger van GroenLinks initieerde het debat.

Kennis

Achmed Marcouch heeft wellicht gelijk als hij in zijn nieuwe boek schrijft dat Nederland voor 9/11 weinig over de islam wist. Op een handjevol arabisten en islamologen na, die zich beroepshalve voor de islamitische wereld interesseren, was er voor de gemiddelde autochtone Nederlander ook weinig reden om zich bezig te houden met een religie die men niet aanhangt. Dat na 9/11 en na de moord op Theo van Gogh de interesse toenam is niet vreemd. Mensen weten nu waarschijnlijk iets meer over de islam, maar of die kennis ook altijd accuraat is, is zeer de vraag. Kennis kan tot begrip en vertrouwen leiden, maar ook tot angst en onbegrip; of deze kennis nu juist is of niet.

Het gevaar van discussies over godsdiensten is dat deze zelden gevoerd worden zonder politieke ondertoon en met de benodigde diepgang en contextuele achtergronden. Dit is ook een van de redenen dat men kerk en staat zou moeten scheiden. Wederzijds onbegrip op kleine religieuze onderwerpen, die in het dagelijks leven van gelovigen veelal geen enkele relevantie kennen, kunnen in het maatschappelijk verkeer tussen religieuze groepen snel leiden tot wantrouwen en animositeit.

Indien er, ondanks goede redenen om het na te laten, toch inhoudelijk, politiek over een specifiek godsdienstig element gesproken moet worden, laat dat dan gebeuren op basis van objectieve, wetenschappelijke onderbouwde, gewogen en vooral volledige informatie. Zo wordt in ieder geval voorkomen dat discussies inhoudelijk slecht gevoerd worden. Dat zou een hele stap vooruit zijn. De normatieve beoordeling is uiteraard aan een ieder.

donderdag 7 oktober 2010

Religieuzen aller landen verenigt u!

[Volkskrant 11 november 2010] Karl Marx zou zich omdraaien in zijn graf als hij de Europese sociaal-democraten van vandaag bezig zou zien. De Duitse SPD pleitte er deze week voor de islam staatsrechtelijk te gaan erkennen, en de religie daarmee dezelfde status te geven als het christendom en het jodendom. Maar ook de Nederlandse PvdA wenst een 'actieplan' van de overheid om de vrijheid van godsdienst op alle fronten ferm te kunnen verdedigen.

Het belangrijkste streven van socialistische partijen is niet langer het opkomen voor de economisch zwakkeren in de samenleving en het uitbreiden van de sociale zekerheden. Godsdienst en het beschermen van religieuze rechten zijn de nieuwe kernwaarden voor de socialisten geworden.

Socialisten hebben als politieke stroming van origine weinig met religie. Karl Marx noemde in 1844 religie “de verzuchting van het onderdrukte wezen” en “het opium van het volk”. Hoewel Marx inzag dat, in een samenleving die nog niet was vrijgemaakt van kapitalistische onderdrukking, irrationele ideeën wel degelijk een maatschappelijk nut hadden voor het onopgeleide proletariaat, zag hij religie niet als grondrecht dat omwille van haar intrinsieke waarde beschermd moest worden. Sterker nog, religie zou uiteindelijk moeten verdwijnen en ruimte maken voor echte vrijheden. Bevrijding van religie, in plaats van vrijheid van religie.

Waarom dan opeens de nieuwe focus van moderne sociaal democraten op religie? Waar Marx en Friedrich Engels de arbeider als onderdrukte klasse zagen, is dit voor de huidige centrumlinkse partijen electoraal niet meer praktisch. Van echte onderdrukking is vrijwel nergens meer sprake, dus politiek valt daar weinig te scoren. Het zoeken is dus naar een groep die de nieuwe slachtofferrol kan gaan vervullen. Een groep die voldoende groot en gevoelig is dat deze makkelijk sociaal en politiek gemanipuleerd en ingezet kan worden.

Deze groep is nu gevonden in de religieuzen van onze samenleving. De laatste groep die volgens de arbeiderspartijen gered moet worden. Dat dit niets meer te maken heeft met de idealen van de sociaal-democratie (gelijkheid, rechtvaardigheid) is blijkbaar niet relevant. Het gaat nu om het beschermen van ongelijkheden en het accepteren van onrechtvaardigheid. De klassieke grondrechten, waarvoor de socialistische beweging zo'n 150 jaar heeft gestreden, worden ingeruild voor religieuze rechten. Voor de huidige linkse politici blijkbaar niet bezwaarlijk. De religie moet immers gered worden uit de klauwen van de liberale onderdrukker. Van proletariaat naar gelovetariaat, voor de moderne socialist een kleine stap.

Zo worden de christendemocraten rechts ingehaald door de arbeiderspartijen. En tegelijkertijd worden alle liberale aspecten voorgoed uit het linkse gedachtengoed verbannen. De grondleggers van de sociale beweging komen immers voort uit het liberale gedachtengoed. Waar er tussen liberalen en socialisten verschil van mening bestond over de inzet en het eigendom van productiemiddelen en de verdeling van (maatschappelijk) kapitaal, was er oorspronkelijk weinig verschil in mening over de klassieke grondrechten. Hoewel vrijheid van godsdienst altijd als vanzelfsprekend werd gezien was het toch de vrijheid van meningsuiting die voorop stond. Gelijkwaardigheid, en voor de echt socialist zelfs volledige gelijkheid, waren de kernbegrippen. Religie was iets voor het individu, daar had de arbeiderspartij niets mee. Ook Willem Drees zou zich enorm verbazen over de huidige standpunten van de Partij van de Arbeid. De actieve profilering van zijn partij op dit gebied zou hij nooit hebben toegestaan.

In deze tijden van religieuze spanningen zouden het juist de socialisten en de liberalen moeten zijn die pleiten voor minder staatsinmenging met religie. Gelovigen juist niet als slachtoffer zien, maar ze gelijk behandelen als iedereen. Geen speciale regels of bescherming, dat creëert niets dan ongelijkheid. Samen een blok vormen tegen de confessionelen die hun god en hun gelovigen via de Nederlandse wetgeving meer rechten en bevoegdheden willen geven dan aan ongelovigen. Dat zou de koers van de PvdA moeten zijn.

Als het de wens van de sociaal-democraten is dat iedereen werkelijk gelijk behandeld zou moeten worden zou er ook rekening gehouden moeten worden met de miljoenen atheïsten in onze samenlevingen die helemaal geen boodschap hebben aan die extra bescherming van gelovigen. Gelovigen zijn immers niet bepaald zwakke groepen in onze maatschappij en hebben als groep geen bescherming nodig. Dit is overigens ook de mening van de meeste gelovigen, die duidelijk aangeven dat zij helemaal geen bemoeizucht van de overheid wensen.

Welk nut heeft het PvdA actieplan om de vrijheid van godsdienst te beschermen? Bescherming is meestal juist nodig tegen de agressie of intimidatie van religie's of gelovigen. Godsdienst is meestal de agressor, niet het slachtoffer. Maar dat is iets wat niet past in de nieuwe PvdA-lijn. Zonder religie namelijk geen nieuwe slachtoffers, en niemand om te redden.

Was de economische basis van de sociaal-democratie al op losse schroeven komen te staan door de ontplofte uitgaven op de sociale voorzieningen en de matige aanpak van de grote economische vraagstukken, met de nieuwe focus op religie en gelovigen komt er een einde aan de politieke geloofwaardigheid van de partij van Job Cohen, die nu definitief de partij van Willem Drees niet meer is.

De Partij van de Arbeid wordt de Partij van de Aanbidding: Religieuzen aller landen verenigt u!



woensdag 29 september 2010

Reactie op de open brief van 9 islamkenners aan de rechtbank Amsterdam

Negen arabisten, islam- en religiekenners hebben hun krachten wederom gebundeld om het proces van Geert Wilders in de juiste banen te leiden. Het stootte deze hooggeleerden lieden tegen het zere been dat Wilders's uitspraak dat er geen 'gematigde Islam' bestaat tijden de rechtzaak niet voldoende gepareerd werd. In een open brief die ze daarom op 27 september 2010 naar de rechtbank stuurden, werd er inhoudelijk ingegaan op deze en andere claims van het aangeklaagde Kamerlid.

Inhoudelijk draagt het negental argumenten aan die, op het eerste gezicht, wetenschappelijk redelijk lijken te kloppen, al geven ze in hun onderbouwing wel duidelijk blijk van een zeer positief islambeeld. Minder smakelijk, en zeker niet wetenschappelijk, is het feit dat deze negen connaisseurs van het islamitisch geloof in de open brief de rechter aansporen Wilders te veroordelen op basis van hun onderbouwingen. Hij wordt nog net niet opgeknoopt, maar de negen waarheidsbrengers bouwen samen rustig het schavot op. De islamkenners zijn zelfs zo vriendelijk de juiste artikelen uit het Wetboek van Strafrecht aan te geven, op basis waarvan veroordeling kan plaatsvinden. De rechter zal hen dankbaar zijn

Het is niet de eerste keer dat leden van deze groep zich roeren tegen criticasters van de Islam. Tariq Ramadan werd al eens in bescherming genomen toen hij werd ontslagen door de Erasmus universiteit. En eerder dit jaar klommen de experts ook al in de pen om aan te geven dat een aantal opmerking van Geert Wilders niet gepast waren en kwetsend zouden zijn voor moslims. Het fascinerende is echter dat er waarschijnlijk niemand in Nederland rondloopt die zich nog afvraagt of de teksten van Wilders kwetsend zijn voor moslims. Natuurlijk is dat zo. Dat punt hoefde dus niet gemaakt te worden. Gaat het de wetenschappers dan om een louter inhoudelijke, wetenschappelijke weerlegging van Wilders' uitspraken? Want dat zou iets kunnen bijdragen. Nou, nee. Dat is ook niet het geval want bijdragen of weerleggen doen de negen in ieder geval niet. Wetenschappelijk is het stuk beschamend zwak. Je zou het bijna Wilderiaans-onderbouwd kunnen noemen.

Ze maken zich in de open brief namelijk schuldig aan dezelfde zonde die zij Geert Wilders verwijten; het zorgvuldig kiezen uit teksten en zonder het hele verhaal te vertellen. Dat kan ook bijna niet anders in zo'n kort stukje tekst. Daarvoor is de islam veel te complex. Van een politicus mag je enige inhoudelijke gemakzucht dan misschien verwachten, maar gerespecteerde geleerden zouden beter moeten weten. Maar helaas. Voor hen is het kennelijk allemaal net zo persoonlijk geworden als voor hun politieke nemesis.

Het gaat hen niet meer om waarheid maar om emotie. Niet om wetenschap, maar om politiek. Als de negen wetenschappers dan zo graag voor de onderdrukten in onze maatschappij opkomen, waarom blijft hun moreel appel dan steeds beperkt tot de uitspraken van Wilders? Er worden veel uitspraken gedaan door moslims die kwetsend zijn voor vrouwen, joden of homo's. Maar daar hoor ik de negen academici nooit over. Die uitspraken horen immers bij de islamitische cultuur en dat ligt dus heel anders.

Wat mij persoonlijk nog het meeste raakt is dat ik zelf door een aantal van deze mensen ben opgeleid als arabist. Ik heb veel van ze geleerd en respecteer ze enorm om hun kennis. Daarom weet ik ook dat het werk dat ze hebben afgeleverd in de open brief onvolledig, wetenschappelijk ongenuanceerd en politiek gekleurd is. Hiermee maken ze wat mij betreft de grootste fout die ze als wetenschapper en hoogleraar kunnen maken, en ontnemen ze zichzelf hun academische betrouwbaarheid.

Als nu ook de gekende experts en wetenschappers in het debat zich niet op enige afstand van het politieke debat kunnen houden, dan beloofd dat weinig goeds voor de toekomst van het islamdebat in Nederland.

woensdag 8 september 2010

Brandende kwesties

[Volkskrant: 10 september 2010] Persoonlijk verbrand ik uit principe geen boeken. Ik heb geen probleem met boeken. De ervaring leert ons dat een boek nooit voor problemen zorgt. Het zijn altijd de lezers die de rotzooi maken. Toch wil ik niemand het recht ontzeggen een boek te mogen verbranden, zolang het maar zijn of haar eigen boek is en het op een veilige manier gebeurt. De keuze is ieders goed recht.

Dat is gelukkig ook de kern van de Amerikaanse grondwet. Geen censuur vooraf op de vrijheid van meningsuiting. Wat een heerlijk land! Toch staan de Verenigde Staten (en langzamerhand de wereld) stijf van angst omdat iemand het idee heeft uitgesproken om op 9/11 boeken te gaan verbranden; en wel korans. Heel politiek Amerika viel over het voornemen heen. En zelfs volgens Geert Wilders, die niet bepaald bekend staat om zijn genuanceerde uitspraken over de Islam, is dit 'een slecht plan'. Dit liet hij ons via twitter weten. Waarom is het verbranden van een paar vellen papier een onacceptabele grens? Zelfs voor de man die de koran vergelijkt met 'Mein kampf' en een hoofddoekje een kopvod noemt.

De ophef over de koranverbranding is ontstaan toen de pastoor Terrry Jones van het 'Dove world outreach center' in Gainesville, Florida, enkele weken geleden het plan opperde om op de negende verjaardag van de aanslagen van 11 september 2001, een aantal korans te verbranden. De Islam is volgens deze pastoor een product van de duivel en Jones wil met het verbranden van het heilige boek van de moslims aandacht vestigen op het kwaad in de wereld.

Hoewel er in de Verenigde Staten dus geen verbod is op het verbranden van boeken, en er geen federale wetten zijn tegen godslastering valt bijna heel Amerika over deze zaak heen. Van het Witte huis en Hillary Clinton, tot de hoogste Amerikaanse generaal Petraeus en Sarah Palin, iedereen heeft de plannen veroordeeld. Het zou gevaarlijk zijn voor de troepen in Afghanistan en Irak en slecht voor de diplomatieke relaties met islamitische landen. Nou zijn de diplomatieke relaties met deze landen toch al niet opperbest, dus daar is misschien iets voor te zeggen, maar het argument van Petraeus is onzinnig. De militairen in die regio zijn sowieso al gehaat door hun tegenstanders en dagelijks doelwit van aanslagen. Daarom zijn ze er immers. En als er een groep is die zich kan en moet verdedigen tegen geweld zijn zij het wel. Als ze dat niet kunnen, dan horen ze niet in een gevaarlijke regio thuis.

Maar niet alleen het Amerikaanse leger zag gevaar. Ook de paus (en het Vaticaan is uiteraard ervaringsdeskundige als het aankomt op boekverbrandingen) heeft zich in de verhitte affaire gestort en de boekverbranding op goed christelijke wijze afgekeurd. Zo is de morele verwerping compleet. Een verwerping die vanuit een beschaafde maatschappij ook te verwachten valt.

Maar als er geen wetten worden overtreden en iedereen maakt zich toch grote zorgen over deze actie, dan is er iets interessants aan de hand. Niet alle moreel twijfelachtige handelingen worden immers op een dergelijke manier door de Amerikaanse politiek aangevallen. Het verbranden van Bijbels, iets wat over de hele wereld regelmatig gebeurt, daar hoor je nooit iets over. Of het massaal eten van rundvlees, iets wat voor de ongeveer 1 miljard Hindoes in de wereld toch ongemakkelijk moet zijn, wordt ook niet echt dagelijks met harde woorden ter discussie gesteld of moreel verworpen. Het zijn toch steeds dezelfde religieuze gevoelens die geraakt worden? Misschien heeft het te maken dat Hindoes geen geweld gebruiken om hun eigen religieuze verplichtingen op te leggen aan anderen.

De parallellen met de spanningen rond de film van Wilder 'Fitna' zijn onmiskenbaar. Ook nu verwacht iedereen de grootst mogelijke ellende van de acties van de pastoor uit Florida. Apocalyptische scenario's worden geschetst. Maar de reacties na Fitna vielen uiteindelijk allemaal enorm mee, eigenlijk gebeurde er helemaal niets na de vertoning van de film. Waarom nu weer deze paniek?

We zien het hele circus zich weer herhalen. Een westerling die het heeft gehad met het gedoe rond de Islam wil een statement maken die wel binnen de wetten van zijn land blijft, maar die voor moslims een gevoelige snaar moet raken. Onmiddellijk springen alle westerse verdedigers van het multiculturele gedachtengoed in het geweer en veroordelen de plannen. Daarna wordt de discussie opgepikt door de media in de islamitische wereld en volgen er daar demonstraties, meestal voor de plaatselijke Amerikaanse ambassade. Hier worden volgens de conventies van een goede anti-Westen demonstratie veel Amerikaanse vlaggen verbrand en luidkeels het welbekende 'death to America' gescandeerd. Als er voor de verzamelde massa toevallig een bijbel voorhanden is zal het lot daarvan vast ook een vurig einde kennen. Dit duurt een aantal dagen, waarna zelfs de gematigde westerse politicus zich zorgen gaat maken en de kant van de voorzichtigheid kiest. En dan is het wachten op het de grote dag.

Wilders moet weten hoe dit werkt. Hij zou dan ook begrip moeten hebben voor deze pastoor met pyromanische neigingen. De acties van beide criticasters van de Islam zijn namelijk vrijwel identiek. Hoewel het verbranden van boeken wellicht iets botter is dan het maken van een documentaire is het doel van beide heren hetzelfde; de wereld wakker schudden voor de problemen die zij zien in de islam. Het idee dat het doel hier de middelen heiligt moet Wilders toch aanspreken. Nuanceringen en grenzen trekken passen niet bij iemand die zelf de botte bijl als favoriete wapen heeft. Daarom is het zo hypocriet dat de leider van de PVV hier wel een grens trekt. Is er dan toch iets heiligs aan de koran voor Geert? Moet er nu dan wel rekening gehouden worden met de gevoelens van moslims? Of gelooft Wilders niet echt in vrijheid van meningsuiting? Waarom deze grens?

Toch gaat het hier wel degelijk om een belangrijk vraagstuk. Wat is er belangrijker: onze vrijheden of de eisen van een groep mensen die onder de banier van hun godsdienst hun regels aan de hele wereld willen opleggen? Het antwoord lijkt bijzonder duidelijk, maar toch kiest vrijwel iedereen automatisch de verkeerde richting. Het is een teken dat de Westerse wereld van na 9/11 langzaam aan de wetten van de islam aan het incorporeren is in het collectieve bewustzijn. Zonder eerst kritisch na te denken over waarom het verbranden van een boek niet zou mogen, wordt er direct gekozen voor een bevredigende oplossing voor de mogelijk geïrriteerde moslims van deze wereld. Dat daarmee ook een belangrijk grondrecht een lege huls wordt, lijkt nauwelijks opgemerkt te worden.

Of deze man de korans nou verbrandt of niet, het zal aan de hele 'clash of civilisations' discussie niets veranderen. Er bestaat een conflict tussen de ideeën van het Westen en die van de Islam. Het enige wat dit soort acties duidelijk kan maken, is dat dit conflict bestaat en het maakt het conflict bespreekbaar. Pijnlijk; ja. Maar het zal niets creëren dat al niet bestaat; een gevaarlijke situatie.

Als Amerika en Europa in deze situatie iets zouden moeten doen, is het laten zien dat onze rechten heilig zijn. Dat religie hier niet de wet dicteert. Dat iemand inderdaad een koran mag verbranden in het vrije westen. Maar het betekent ook dat iemand een bijbel mag verbranden, of zelfs de 'principia mathematica' van Newton, of de 'On the Origins of spieces' van Darwin, wat overigens veel verontrustender zou zijn. Vrijheid komt tegen een prijs. Als sommige moslims nog niet klaar zijn voor die vrijheid is dat prima, maar dat wil niet zeggen dat zij daarom onze vrijheid kunnen beknotten door het opleggen van hun wil. Ook niet als die wil opgelegd wordt onder dreiging van geweld.

Het westen zal de rug recht moeten houden en zich moeten realiseren waarom deze grondrechten bestaan, hoe er voor gevochten is, en dat het juist de absolute en religieuze tirannie waren waartegen werd gestreden om ze te verkrijgen. Diezelfde tirannie waarvoor we nu dreigen te buigen.

Het verbranden van boeken is een onnozele actie. Maar ook onnozele mensen hebben recht op hun grondrechten. Juist deze tolerantie onderscheid ons van de islamitische wereld, waar heel veel niet mag. Elke beperking van de eigen rechten is een aanslag op onze vrijheid. Je kan veiligheid niet kopen door stukjes vrijheid te verkopen. Of in de woorden van Benjamin Franklin: 'They who can give up essential liberty to obtain a little temporary safety, deserve neither liberty nor safety'.