woensdag 28 oktober 2009

Breed islamdebat is contraproductief

[Zoals verschenen in de Volkskrant op 28 oktober 2009] Een brede maatschappelijke discussie over de islam zal niet leiden tot een toename van begrip, maar juist tot een grotere antipathie jegens de islam.Het oproepen tot een maatschappelijk debat is populair. Het geeft de politiek de mogelijkheid zelf geen standpunt in te hoeven nemen in moeilijke kwesties. En als het maatschappelijk debat een politiek ongewenste kant op gaat? Dan roep je de wetenschap op om bij te sturen.

Dat laatste deed de Amsterdamse burgemeester Job Cohen vorige week toen hij een groep onderzoekers vroeg het islamdebat wat meer inhoud te geven, door uit te zoeken of de islam werkelijk gewelddadig is, of Nederland islamiseert en of dat nou echt slecht zou zijn.

Verbazingwekkend
De oproep van Job Cohen om de wetenschap inhoudelijk naar de islam te laten kijken, is verbazingwekkend. Is het nu de bedoeling dat een stel onderzoekers gaat bepalen of de islam acceptabel is voor onze maatschappij? Daar hebben we toch de Grondwet en het Wetboek van Strafrecht voor? Sinds wanneer gaan wij godsdiensten vanuit de overheid wegen? Waar is de scheiding kerk en staat gebleven?

Debatten over religieuze aangelegenheden leidden in het verleden meer dan eens tot revoluties of oorlogen. Ook het debat over de islam is onzinnig en mogelijk zelfs gevaarlijk.

Een belangrijk argument hiervoor is dat de fundamenten van de islam, de punten waar de meeste stromingen het over eens zijn, niet zijn te rijmen met de westerse moderniteit. Dit is geen normatieve stelling, maar een feitelijke constatering. Belangrijke zaken als de juridische gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen, de positie van gelovigen en ongelovigen, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst, en democratie, zijn niet goed te passen in een strikte toepassing van het islamitisch recht. Het is naïef te denken dat een goed debat deze problemen kan oplossen. Veertien eeuwen aan rechtsontwikkeling binnen de islam zullen niet onmiddellijk opzij worden gezet omdat er in een discussie in Nederland wordt geappelleerd aan redelijkheid en logica. Begrippen die in het Westen misschien grote overtuigingskracht bezitten, maar in een religieus georiënteerde cultuur volkomen ondergeschikt zijn aan het woord van God.

Donkere kanten
Een discussie zal de kennis over de islam bij de autochtone niet-moslim vergroten. Anders dan veel ‘experts’ denken, zal dit niet leiden tot een toename van begrip, maar juist tot een grotere antipathie jegens de islam. Een open discussie zal immers ook de donkere kanten van het geloof belichten. Hoewel er al veel gezegd en geschreven is over de islam zullen velen toch geschokt zijn over de fundamentele aard van deze religie.

Veel moslims zullen zich door een open dialoog juist aangevallen voelen. Het uiteindelijke doel van zo’n discussie is toch de moslims te overtuigen van de noodzakelijkheid hun ideeën aan te passen aan onze maatschappelijke normen.
Veel moslims zullen zich door een open dialoog juist aangevallen voelenDe meest voorspelbare reactie is een nog groter gevoel van afwijzing en een verdere distantiëring tot de Nederlandse samenleving. Met andere woorden, een terugtrekken in de eigen religieuze cultuur, wat mogelijk leidt tot een toename van fundamentalisme en radicalisme.

De meeste mensen hebben geen problemen met individuele moslims maar zijn bang voor de ideeën van de islam. De grote meerderheid van de moslims in Nederland bestaat uit nette en vriendelijke mensen, die zelf wel bepalen hoe zij de islam interpreteren. Zij zijn niet dagelijks bezig met jihad, vinden het niet vervelend om met niet-moslims om te gaan en schudden de handen van hun vrienden en collega’s. Toch predikt de islam, zoals islamitische rechtsgeleerden hem uitleggen, wel degelijk negatief over dit soort zaken. Het is de taak van Nederlandse moslims om de interpretatie van de islam te veranderen van een voormiddeleeuws geloof tot een levenswijze die past in de moderne wereld.

Weinig zin
Moslims kunnen zich moderniseren, de islam kan dat uit zichzelf niet. Hoezeer wij ook geneigd zijn daarbij te helpen, deze pogingen zullen meer weerstand oproepen dan goed doen. Een maatschappelijke discussie heeft daarom weinig zin. Het is daarentegen wel belangrijk om progressieve moslims en ex-moslims te blijven steunen. Geef deze mensen een stem en bescherm ze waar nodig. De moslims die willen vasthouden aan een orthodoxe, vaak discriminatoire en gewelddadige traditie moeten worden aangepakt als zij de Nederlandse wet overtreden.

En geef deze mensen vooral geen podium, zoals bij Pauw & Witteman regelmatig gebeurt. Nodig ook niet steeds de ‘Meiden van Halal’ uit als de mening van de Nederlandse moslima gevraagd wordt. Deze zich uiterst traditioneel kledende en overtuigd islamitische jonge dames representeren zeker niet de gemiddelde moslimmeid. In tegendeel, door dit soort dames steeds op televisie te laten verschijnen, wordt het beeld geschapen dat dit de enige ‘goede’ moslims zijn, ze krijgen in hun orthodoxheid een voorbeeldfunctie. Het is een negatief signaal aan progressieve moslims en het geeft het valse beeld dat er in Nederland behoefte is aan een orthodoxe islam waarin het vasthouden aan traditionele waarden wordt aangemoedigd.

Het steeds maar roepen om een debat over de islam is een zwaktebod. Het leidt uiteindelijk tot niets, of tot een verslechtering van de situatie. Godsdienst is een privézaak. Als er opgeroepen moet worden tot een maatschappelijk debat, laat het dan een debat zijn over onze eigen vrijheden en rechten. Niet over religieuze regels van een specifieke groep burgers. Als geloofszaken betrokken worden in de onderhandelingen over een rechtssysteem dan is dat een hellend vlak. Hoewel het misschien voor sommigen een blijk van respect en een teken van vrijheid is, is het in werkelijkheid niet meer dan een witte vlag die langzaam groen wordt.

vrijdag 4 september 2009

Tariq Ramadan naar Amsterdam?

(Reactie op het artikel ‘ Haal Ramadan naar Amsterdam’ van Aarts cs. in de Volkskrant van 31 augustus 2009. Gepubliceerd in die zelfde krant op 1 sept 2009)

De oproep van de vier wetenschappers van de UvA om Tariq Ramadan naar Amsterdam te halen, na alles wat er de laatste maanden is gebeurd en bekend is geworden over de man lijkt verdacht veel op het – voor de tweede keer- binnen halen van het Trojaanse paard, terwijl de vernietigende lading ervan al bekend is.

Het viertal professoren geeft hiermee blijk van een duidelijke stellingname in het debat over de positie van de Islam in Nederland. Het gaat hen dan ook niet zozeer om de reden of de manier waarop Ramadan ontslagen is, maar om ‘wie’ er ontslagen is: hun grote voorbeeld van de Europese Islamisering.

Het argument dat er een afstandelijke relatie dient te bestaan tussen de financier van een leerstoel en de bezetter ervan is academisch juist. Echter wil dit niet zeggen dat deze afstand eindeloos mag zijn. De finacier kent ook maatschappelijke verantwoordelijkheid. Wanneer blijkt dat iemand als Tariq Ramadan, die als wetenschapper is binnengehaald, zich onacceptabel profileert buiten de universiteitsmuren als politiek en religieus ideoloog en activist, dan verdwijnt daardoor het vertrouwen dat de basis was voor het toekennen van de leerstoel.

Juist door Ramadan te laten zitten zou de Erasmus Universiteit zwakte tonen. De voor een universiteit pijnlijke beslissing om over te gaan tot het ontslag van een docent getuigd van integriteit en moed in het huidige politieke klimaat.

Een politiek klimaat dat juist door Paul Aarts cs. wordt aangedragen als hoofdreden voor het ontslag van Ramadan door de stad Rotterdam. Het is dan ook in deze context dat we de ophef en de daaruitvolgende oproep van het Amsterdamse viertal moeten lezen.

Dit smaldeel van de UvA staat al jaren bekend om haar zeer welwillende houding tegenover de Islam, en ook de politieke stromingen daarvan. Dit komt ook helder naar voren uit de tekst van de brief van 31 augustus jl.. Ramadan zou een ‘inspirerende waarde’ zijn en een ‘ rolmodel voor zijn studenten’. En Ramadan krijgt aandacht omdat ' hij zich heel nadrukkelijk als Moslim profileert'.

Deze loflezing is vooral gebaseerd op het academische geloof van het viertal op het belang van ' identiteit' . Een onderwerp dat de laatste decennia bijzonder veel wetenschappelijke aandacht heeft gekregen. Voor Aarts cs. is de identiteit als Moslim belangrijker dan die als Nederlands staatsburger. Ook is de Moslimidentiteit en de Islam volgens hen volledig compatibel met de waarden en normen van onze democratisch rechtsstaat. Zij zijn dan waarschijnlijk de enigen die dit nog met volle overtuiging geloven.

Voor veel ' seculiere' Moslims in Nederland geldt uiteraard dat zij helemaal geen problemen hebben met de Nederlandse regels en cultuur. Dat komt omdat zij een deel van de regels die de Islam voorschrijft naast zich neerleggen, zoals Christenen en Joden dat ook doen. Ramadan doet dit echter niet. Hij wil dat Moslims in Europa volledig als Moslims kunnen leven. Hij weet het mooi te verpakken, maar uiteindelijk betekent dat invoering van de shari'a. En de schrijvers van de oproep om Ramadan naar Amsterdam halen moeten dit weten, zeker iemand als Ruud Peters, die gespecialiseerd is in Islamitisch Recht.

Net als de Radicale Moslim Broederschap, waarvan de grootvader van Ramadan de mede-oprichter was, kiest Tariq voor de democratisch weg om zijn islamistische doelen te verwezenlijken. Met het zwaard zal de Islam in Europa niet overwinnen, de zwakheden van ons democratische systeem vormen daarom een mooi alternatief: de gematigde Islam als het Trojaanse paard.

Dat paard moet dan wel worden binnengehaald door welwillende sympathysanten. Rotterdam deed dit en kwam er na enige tijd achter dat het een grote fout had gemaakt. Deze fout is nu hersteld. Dat de UvA nu weer aan de touwen staat om het kunstwerk met de gevaarlijke lading vrijwillig de stad binnen te trekken is daarom ook onbegrijpelijk.

Aarts cs. sluiten hun oproep af door aan te geven dat: 'Amsterdam niet meedoet aan de hetze tegen Moslims die vinden dat islam voor hen ook van belang is buiten de priveesfeer'

Wat wordt hiermee precies bedoeld? Sommige Moslims willen ook buiten hun priveesfeer geen homoseksualiteit en geen handenschudden met vrouwen. Moet dit volgens het viertal ook gerespecteerd worden? Willen deze vooraanstaande wetenschappers homoseksuelen en het handenschudden dan maar gaan verbieden op de Universiteit van Amsterdam? Deze valt immers toch ook buiten de priveesfeer?

Het gevaar van iemand als Ramadan ligt in de combinatie van een gematigde boodschap met onderliggende fundamentalistische idealen. Dat veel onwetenden en naïeve bestuurlijke typen hievoor vallen is betreurenswaardig maar dit komt meestal voort uit goede hoop op een betere toekomst. In het geval van de hooggeleerde wetenschappers, die onwetendheid niet kunnen claimen, is de steun voor Ramadan echter niet goed te praten en hun gedrag dan ook als niets minder dan dhimmitude aan te merken.

donderdag 7 mei 2009

De enige optie die overbleef......

In februari van dit jaar is zowel in Somalië als in delen van Pakistan onder dreiging van geweld strenge shari’a wetgeving geïntroduceerd. Hoewel een geweldadige Jihad tegen het Westen weinig vorm lijkt te krijgen is de strijd in de Islamitische wereld heviger dan ooit. Sinds de eerste overwinningen van de Islam in de 8ste en 9de eeuw A.D. is de verbreiding van de godsdienst niet meer zo succesvol geweest als in de laatste decennia. Waar het in die eerste jaren van de Islam vooral ging om een territoriale expansie, wordt nu stelselmatig gestreden om het Islamitisch recht in te voeren in landen waar Moslims wonen. Ook al vragen die Moslims hier zelf niet om.

Zo ook in Somalië heeft de zittende regering onlangs besloten de shari’a volledig in te voeren. Niet op basis van een democratisch proces maar door de voortdurende dreiging van een groep radicale opstandelingen, die eisten dat de Somalische bevolking volledig aan het islamitische recht onderworpen zou worden. Het invoeren van de shari'a was, zoals de minister van informatie zei: "de enige optie die overbleef".

Dat Somalië al lang niet meer het meest democratische land was kon men uit de naam van de oost Afrikaanse staat opmaken. Waar het land tot 1991 de ‘Somalische Democratische Republiek’ heette, achtte men de tussenvoeging ' democratisch' vanaf dat moment niet meer nodig. De eerste stap naar een meer Islamitische staat was gezet. Sindsdien is het land het toneel geweest van gruwelijke slachtpartijen, clanoorlogen en religieus geweld, zowel tussen strijdende etnische groeperingen als religieuze stromingen. De gruwelijke televisiebeelden staan op onze netvliezen gebrand.

Ook in het noorden van Somalië, waar bijna de gehele bevolking Moslim is, wil het maar niet boteren. Dit terwijl de godsdienst van de vrede toch onderling voor rust en gerechtigheid had moeten zorgen. De Ittihād al-mahākim al-islāmiyya (Unie van Islamitische rechtbanken) onder leiding van Sheikh Sharif Sheikh Ahmed voerde jaren politieke en militaire strijd om Somalië onder de banier van de Islam te brengen. Toen dat voor een groot deel was gelukt en wetten die strookten met de islamitische shari'a waren ingevoerd, kwamen er nieuwe radicale groeperingen op die vonden dat de UIR niet ver genoeg ging. Groepen zoals de fundamentalistische As-Shabaab (de jeugd – naar de jeugdige leeftijd van de strijders), een afsplitsing van de UIR, voeren nu een bloedige en succesvolle strijd om Somalië volledig onder de strengste wetten van de Islam te brengen.

Hoewel As-Shabaab nog niet overal aan de macht is lijkt het uiteindelijke doel van de islamisten nu eenvoudig gerealiseerd te worden. Vorige week besloot het kabinet om aan de eisen van de rebellen te voldoen en de shari’a volledig in te voeren, om zo te voorkomen dat de jeugdige islamisten het hele land over nemen. Dit werd gezien als een handreiking, maar lijkt bijzonder veel op een onderwerping.

Een soortgelijk scenario konden we in dezelfde periode waarnemen in Pakistan. In het land waar een bittere burgeroorlog woedt tussen groepen Talibanstrijden, aan al-qa’ida gelieerde groepen en het nationale leger lijkt de door het Westen gesteunde regering steeds meer terrein te verliezen. Op steeds meer fronten wint de Taliban en wordt in de bezette gebieden de meest stringente vorm van de shari'a ingevoerd.

Vorige maand werd er door de regering een deal met de oprukkende Taliban gesloten waarbij in gebieden waar gevochten werd met radicale moslimstrijders de shari'a werd afgekondigd met als tegenprestatie het stopzetten van de gewapende strijd. De Pakistaanse regering ruilt dus vrijheid in voor Islam. Onder de shari'a rechtbanken die nu over de desbetreffende territoria zullen regeren is de macht van de nationale staat volledig verdwenen. De rechters zijn verantwoording verschuldigd aan niemand en hun persoonlijke interpretatie van het islamitische recht is nu wet.

De belangrijkste reden voor deze stap van de Pakistaanse regering is puur zelfbehoud. De talibanlegers waren tot in de Swat vallei, op slechts 100 kilometer van de hoofdstad doorgedrongen. Omdat de nationale legers niet in staat zijn weerstand te bieden tegen de troepen van de taliban is het mogelijk dat geheel Pakistan binnen onafzienbare tijd in handen valt van de radicale moslims. Dit is voor de gewone burgers van Pakistan, die helemaal geen heil zijn in de strengen wetten van de Islam een drama, maar ook voor de internationale gemeenschat een potentiële ramp. Pakistan heeft een uitgebreid nucleair arsenaal. Als dit onder de controle van de geestelijke en politieke leiders van de Taliban komt zijn de consequenties niet te overzien.

Langzaam aan grijpen radicale Moslims de macht in de islamitische wereld. Steeds meer onschuldige burgers worden onderworpen aan religieuze onderdrukking en ideologisch geweld. Wat zou er gebeurd zijn met de vrijheid van de Europeanen als de geallieerden ons niet tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog hadden bevrijd van onze bezetters? Hoe hadden onze levens er vandaag de dag uitgezien? Wat gebeurt er met de inwoners van Somalië, Pakistan, maar ook Afghanistan en Iran, als wij daar nu niet ingrijpen? Durven wij onszelf wel deze vraag te stellen en ervoor te kiezen niets te doen? Zijn wij onze eigen vrijheid dan wel waard?

dinsdag 5 mei 2009

Mohammed Enait staat voor zijn zaak!

De zogenaamde 'zittende advocaat' Mohammed Faizal Ali Enait is gisteren berispt door het tuchtrechtelijk college van de Orde van Advocaten omwille van zijn gedrag in de rechtbank. Enait, die orthodox Moslim is, weigerde tijdens de aanvang van de zitting op te staan voor de rechter wanneer deze de rechtbank betrad, hetgeen gebruikelijk is in de Nederlandse rechtspraktijk.

De reden dat Enait weigerde op te staan komt voort uit zijn islamitische opvatting dat opstaan voor iemand anders dan God die persoon goddelijke eigenschappen toebedeelt. Eigenlijk wil het zeggen dat Enait de machtsbasis van de rechter (lees: onze Grondwet) als zodanig niet erkent; er is maar één wet en dat is die van zijn God. In het verlengde hiervan ligt het strengislamitisch denken dat alle wetten die door mensen gemaakt ongeldig zijn. Moslims hebben geen behoefte aan menselijk recht, zij hebben immers het geopenbaarde woord van God, de Koran, en de verhalen over hun profeet Mohammed waarin alle wetten voor de mensheid zijn opgeschreven.

Dat Enait zich op deze wijze verzet tegen de tradities van Nederland is geen verrassing. Eerder kwam hij in het nieuws toen hij niet werd aangenomen als sociaal dienstverlener bij de gemeente Rotterdam, omdat hij weigerde vrouwen een hand te geven uit religieuze overwegingen. De handen van een vrouw worden volgens de islamitische kuisheidsregels beschouwd als erogene zones, het aanraken daarvan is daarom volgens Enait haram, verboden.

Gelukkig was de Commissie Gelijke Behandeling er als de kippen bij om Enait in het gelijk te stellen en het weigeren van het schudden van handen als geoorloofde geloofsexpressie te aanvaarden. Het niet de handen willen schudden moest dan wel gelden voor beide seksen en niet alleen toekomen aan de erotiserende handen van vrouwen. Enait was pragmatisch genoeg om als teken van dankbaarheid tegenover de meewerkende Commissie, vanaf dat moment dan maar helemaal geen handen meer te schudden, vrouwelijke noch mannelijke. Geen regel van God, wel van een menselijke commissie, maar dat onderscheid was voor Enait kennelijk niet altijd even belangrijk.

Dus als Enait op basis van religieuze normen kan uitleggen dat hij helemaal geen handen mag schudden, dan is het weigeren voor de Commissie acceptabel. Voor Einat is dit geen probleem. Het ongelovige college voegt dus zo wat toe aan het islamitisch denken van Enait. Een novum, lijkt me!

Ook is het betreurenswaardig te moeten constateren dat de Commissie kennelijk weinig onderzoek heeft gedaan naar de grond van de claim van Enait. Dat handen schudden haram is volgens de islamitische wet is geenszins algemeen geaccepteerd onder Moslims. Sterker nog in de Koran is er niets over te vinden en de belangrijkste juridische grondleggers van de Islam doen er geen duidelijke uitspraken over in hun gezaghebbende werken. Eigenlijk moet Enait met obscure teksten op de proppen komen om zijn bewering te kunnen staven. Ik ben benieuwd in hoeverre het College navraag heeft gedaan, en bij wie? Welke 'experts' zijn bevraagd? Waren dit Moslims? Van welke islamitische rechtsscholen?

Overigens is de redenering die Enait zelf volgt ook zwak. Hij propageert dat vrouwen negen erogene zones hebben die de man (met uitzondering van eerste lijn familie) niet mag aanraken of zelfs maar mag zien. Enait volgt dan ook de Salafistische stroming die ook de volledige besluiering van vrouwen voorstaat. Die verplichting tot besluiering dient om het fysieke en visuele contact met de beruchte negen zones onmogelijk te maken. Wat in Nederland minder bekend is, is het feit dat een burqa slechts een deel van het bedekkingsplaatje is. Ook de handen moeten volledig bedekt zijn. Dit hoort dan te gebeuren door het dragen van handschoenen. Zelfs het 'zien' van een vrouwenhand is voor een Moslimman blijkbaar al te riskant volgens de ideeën van Enait; bedekken dus!

Als Enait dus echt resoluut zou zijn en zijn religieuze waarden verdedigd wil zien, zou hij de Commissie Gelijke behandeling moeten vragen of alle vrouwen die bij hem in de buurt komen, verplicht gesteld worden onmiddellijk handschoenen aan te trekken. Een eenvoudige dienaar van God kan het immers niet riskeren verleid te worden door de vleselijke lusten van de Satan bij elk contact met een vrouwelijk persoon.

Hoewel Enait voor zijn respectloze omgang met de mores van de advocatuur slechts de lichtste straf toebedeeld kreeg, de waarschuwing, geeft het vonnis van het tuchtcollege wel een signaal af: de gedragsregels gelden voor iedereen. Dus ook voor Moslims. Enait heeft al aangegeven in de toekomst niet te willen gaan staan voor de rechter. Laten we hopen dat de Orde en het tuchtcollege voet bij stuk houden en de recalcitrante jurist bij herhaling zullen schorsen of zelfs royeren. Godsdienst heeft geen plaats in de rechtzaal. Als Enait zijn godsdienst niet uit de rechtbank kan houden, laten we dan Enait uit de rechtbank houden.

zaterdag 3 januari 2009

De 27 van Murray en Verwey

Paul Cliteur heeft in de volkskranty een mooi artikel geschreven over het rapport dat ik samen met Douglas Murray, de directeur van het Engelse 'Centre for Social Cohesion' geschreven.